|
Leesplankjes
De verzameling leesplankjes die Leonie Robroek verzamelde
bevat 72 exemplaren in een Limburgs dialect.
De totale collectie, circa 200 ex. zijn als permanente tentoonstelling afgebeeld en beschreven in het boek “Aap bis Zjwaam”. Verkrijgbaar bij de Stichting DOL of bij Uitgeverij Leon van Dorp. ISBN 978-90-79226-13-9.
Geschiedenis
Leesplankjes behoorden in het verleden bij een leesmethode. Ze waren onderdeel van het aanvankelijk leesonderwijs binnen de Nederlandse taal. Daarbij hoorde ook een grote leesplank voor klassikaal gebruik, een letterdoosje of -kistje met losse letterkaartjes.
Het bekende aap-noot-mies, met prenten van C.Jetses, en ontworpen door M.B. Hoogeveen is daar een voorbeeld van. De versie aap-roos-zeef, ontwikkeld in 1905 door E.Becker voor het Katholieke Onderwijs is een ander bekend leesplankje.
De leesmethode met het plankje is ontwikkeld uit eerdere leesmethodieken stammend uit Duitsland. H.Bouman introduceerde in 1838 deze methode met de normaalwoorden in Nederland, die hij had 'afgekeken' van de Duitser M.O.Krämer, die de "Leipziger Normalwörter-methode" voorstelde. Deze leesmethode gaat uit van een plaatje waarbij een woord wordt aangeboden. Dat woord wordt geanalyseerd in klanken en letters.
Bouman publiceerde bij uitgeverij Wolters het leerboek "De eerste trap van het leesonderwijs in aanschouwingsoefeningen". Daarbij hoorden 13 platen.
In Nederland bedacht Hoogeveen zijn tweeregelige plankje Aap-Roos-Neef in 1897 en ontwikkelde daaruit de verbeterde drieregelige versie aap-noot-mies.
Onderwijzer Colenbrander ontwikkelde tegelijkertijd een zelfde plankje met de beginwoorden geit-zeep-does.
In 1530 bestond er al een leesmethode van Valentin Ickelsamer waarbij letters gekoppeld waren aan afbeeldingen; een soort Abcmethodiek.
Johan A. Comenius kreeg bekendheid door zijn spelleesmethode (ongeveer 1540). Zijn leerlingen leerden spelenderwijs lezen. Hij gebruikte daartoe dobbelstenen waarop klinkers en klanken stonden. Daarbij kwamen aan bot de neus-, lip-, tand- en keelklanken.
In Engeland werden in de 16e en 17e eeuw de zogeheten Hornbooks gebruikt, vergelijkbaar met de Nederlandse Abcborden. Hierop stonden het alfabet in verschillende lettertypes, maar ook bijbelteksten en bijvoorbeeld het Onze Vader.
C. de Gelliers uit Friesland ontwikkelde in 1640 een succesvolle leesmethode in twaalf trappen. Aan bod kwamen letters, lettergrepen en klanken, topografische namen, gebeden, rijmen, maar ook cijfers.
Hendrik Wester schreef een verbeterde leesmethode eind 18e eeuw, waarvoor klankmethodes uit het buitenland werden ingevoerd.
Begin 19e eeuw werd het schrijven en lezen belangrijker dan ooit. Kunnen lezen betekende immers kennis vergaren. Na de invoering van de Schoolwet in 1806 (afschaffing van de Bataafse Republiek) werd opnieuw gewerkt aan verbetering van de leesmethodiek.
J.Schneither schreef toen de klankmethode naar voorbeeld van Ickelsamer. Hij gebruikte 2 platen met in totaal 35 woorden (kraai, paauw, leeuw, kooi, bloei op de eerste regel). Zijn klankmethode was een grote verbetering voor het leesonderwijs.
Ook P.J.Prinsen werkte in 1817 een nieuwe manier van leren lezen uit naar Duits voorbeeld, een klankmethode met een prenten en woorden om klinkers te leren. Deze 'letterplankjes' werden de voorloper van de latere leesplankjes van Hoogeveen, Beckers en Colenbrander.
Deze klankmethode was in 1830 algemeen gebruikelijk op de Nederlandse scholen, ook bekend geworden als Abcboeken of Hanenboeken.
Terug naar Bouman.
Zijn methode betekende verbetering voor het aanvankelijk leesonderwijs en tegelijkertijd het aanschouwingsonderwijs. In 1880 verbeterde hij zijn eigen methode door andere normaalwoorden te kiezen. Hij had succes en zijn methode kreeg navolging in allerlei reeksen normaalwoorden (o.a. De Bruin, Versluys en Zernike.)
Ook Colenbrander en Hoogeveen bouwden voort op het succesontwerp van hun voorganger Bouman en kwamen met een eigen leesplankje, verbonden aan een leesmethode met leesboekjes. M.D. Brinkgreve bracht Hoogeveens plankje in 1898 in 3000 exemplaren uit met daarbij een grote klassikale leesplank.
Colenbranders houten plankje daarentegen werd in 1909 uitgegeven bij Kluwer, samen met bijbehorende verhaaltjes. Hij had in 1894 een eigen leesmethode geschreven, uitgevoerd op kartonnen platen en met losse letters.
In 1901 verscheen een verbeterde versie van Hoogeveens raam-roos-neef-plankje (beter bekend als het plankje met het gat, 1886} bij Wolters uitgeverij, nu met de reeks aap-noot-mies. Samen met Ligthart, Scheepstra en Jetses breidde Hoogeveen zijn leesmethode uit. Er verschenen verbeterde versies in 1932, 1955, 1960 en 1967. Voor Nederlands-Indië verscheen zijn plankje: jaap-gijs-dien.
Vanaf 1930 ontwikkelt zich de globaalmethode waarbij wordt uitgegaan van zinnen, waarna pas later de analyse van woorden plaatsvindt.
Na 1950 verschijnen structuur- en analysemethodes, als Veilig Leren Lezen. Frater Caesarius Mommers ontwierp het boom-roos-vis. Hij werkte tot kort voor zijn dood in 2007 bij uitgeverij Zwijsen aan een digitaal schoolbord. Kijk op www.geheugenvantilburg.nl voor een kort filmpje over zijn werk.
H.J. Kooreman werd bekend met zijn Letterstadmethode daan-gijs-mier in 1976.
E.Tismeer bedacht het plankje "lam-wit-piet" bij de leesmethode "Ek kan lees" voor Zuid Afrika omstreeks 1925, Uitgegeven door Swets en Zeitlinger in een oplage van 750 stuks.
S.H. Engelsman is de bedenker van het Hebreeuws leesplankje dat in 1925 werd uitgegeven. De vernieuwde versie is een ontwerp van L.Slagter.
Mijn verzameling
Mijn verzameling leesplankjes bestaat uit exemplaren in de Nederlandse taal, de Friese taal en verschillende dialecten. Enkele plankjes werden ontworpen naar voorbeeld van de methode Bouman en bevatten de normaalwoorden. Daarvan is weer een kleiner aantal gekoppeld aan een onderwijsleermethode, zoals het dubbelzijdige Friese leesplankje.
De meeste leesplankjes in een dialectvariant werden echter uitgegeven met woorden die al lang niet meer in gebruik zijn, zoals op een van de achterkanten te lezen is: "De getoonde woorden zijn reeds in de vergetelheid geraakt." De plankjes maken geen deel meer uit van een leesmethode maar zijn daarom niet minder bruikbaar in het onderwijs. Sommige scholen en ook zorginstellingen gebruiken de leesplankjes als leerstof over de geschiedenis of in het vergelijkend taalonderwijs.
De leesplankjes van o.a. het Brabants, het Heerlens, het Valkenburgs, en de in opdracht vervaardigde vier leesplankjes van Landgraaf (Schaesberg, Nieuwenhagen, Waubach en Rimburg) zijn wel volgens deze methode ontworpen, met bijbehorend lesmateriaal bij de twee laatst genoemde.
Mijn verzameling is nog niet compleet. Ook de gegevens over ontwerper, illustrator en uitgever zijn niet altijd meer te achterhalen. Aanvullende gegevens zijn welkom.
Zowel op de plankjes als op de foto's zitten auteursrechten. U dient hiermee rekening te houden als u de afbeeldingen wilt gebruiken en schriftelijke toestemming te vragen bij de rechthebbenden.
Vragen over de leesplankjes kunt u krijgen via email.
Christina de Jong, Heleen Kaetzke, Mireille Florijn, Thea Tegels, Gerard van den Brandt, Piet Roelofs, Frans van Daal, mevrouw Bessems, Hub Beckers, Mark Voorst, Jochen van Restaurant De Potter Bree, Riky Simons-Jülicher, Ad van Riel en Rosemarie Rossou dank ik speciaal voor hun bemoeienissen om mijn verzameling met enkele items aan te kunnen vullen.
De foto's van de plankjes zijn genomen door Bart Erven en Stefan Kneip.
Nederlandse taal |
Limburgse taal |
Brabantse taal |
Overige | Curiosa | Zoek nog |