Ir. Cornelis E.P.M. Raedts
Geboren in Venray in 1898 als zoon van een schapenhandelaar ging Cornelis Raedts na zijn hbo-studie te Rolduc verder studeren en slaagde uiteindelijk aan de Technische Universiteit te Delft als Mijnbouwkundig Ingenieur.
In 1921 trad hij in dienst bij de Oranje Nassau-mijnen, waar hij bijna zijn hele leven bleef werken. De laatste dertien jaar van zijn arbeidsleven was hij directeur van huize Douvenrade.
Raedts woonde sinds de jaren vijftig aan de Valkenburgerweg 167. In 1965 vertrok hij naar de Euterpelaan 12/18 van waaruit hij na twee jaar naar Douvenrade vertrok.
Arthur Spronken maakte zijn beeltenis in brons en het beeld kreeg hier in de voortuin van Douvenrade zijn nieuwe plaats, na eerst wat dichter bij de ingang te hebben gestaan.
Naast zijn beroep als mijnbouwkundig ingenieur bij de ON III te Heerlerheide – hij was overigens de eerste die als zodanig in Nederland was afgestudeerd - vervulde hij ook de functie van bedrijfsingenieur bij de ON IV, waar hij belast werd met de hele exploitatie.
Verder werd hij directeur van de ON-mijnen.
Zijn grote kennis op mijnbouwkundig gebied bezorgde hem vele bestuursfuncties:
Zo was hij bij het Geologisch Genootschap van de Mijnstreek en het dagelijks bestuur van de Mijn industrieraad (M.I.R.).
In 1955 werd hij door de Franse Regering benoemd tot lid van een Internationale Commissie die de economische exploitatie van een aantal mijnen in het Saargebied moest onderzoeken.
Ook werd hij voorzitter van de Commissie die advies moest uitbrengen aangaande de marginaliteit van enkele Belgische mijnen.
In Limburg was hij direct betrokken bij de Commissie van Veiligheid in de steenkoolmijnen.
Van 1927 tot 1966 was hij lid van de Heerlense Gemeenteraad. In de jaren 1932 - 1941 was hij ook wethouder van Publieke Werken.
Raedts was ook lid van de Provinciale Staten van Limburg, de Eerste Kamer, het Europees Parlement en de Beneluxraad.
Hij trad toe tot vele besturen in Limburg: o.a. als voorzitter van: de Vereniging voor Nijverheidsonderwijs in Heerlen, van de Stichting Stadsschouwburg Heerlen, van het Rode Kruis te Heerlen, en van de Stichting Bejaardencentrum Douvenrade.
Hij schreef ook artikelen over de mijnbouw in o.a. het Land van Herle, van welke gelijknamige vereniging hij lid was, en publiceerde enkele boeken daarover, zoals "De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg" dat werd opgenomen in de Maaslandse Monografieën.
In 1961 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en ridder in de orde van de H. Gregorius. In 1951 was hij al tot Officier in de Orde van Oranje Nassau benoemd. Hetzelfde jaar werd hij ereburger van de gemeente Schaesberg en drie jaar later werd hij ereburger van Heerlen. Hij ontving ook de Culturele Prijs van Limburg (1956), de Erepenning van Provincie Limburg, de Van Waterschoot van der Grachtpenning en de Zilveren Anjer.
Op 9 april 1983 is hij op 84-jarige leeftijd overleden.
Foto's: Leonie Robroek